Diverse vissoorten

Kreeft


Oosterscheldekreeft

De Oosterscheldekreeft is een bijzonder en uniek "product" uit de Oosterschelde. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken, dat door de afwijkende DNA structuur ten opzichte van de overige kreeften uit de wereld, de Oosterscheldekreeft een fijnere en zachtere smaak heeft.
Bovendien staat de versheid van de Oosterscheldekreeft (rechtstreeks uit de Oosterschelde naar de restaurants) garant voor een hoogwaardig kwalitatief product. Verder kenmerkt de Oosterscheldekreeft zich door de duurzame visserijmethode.
WAAR KOMT DE OOSTERSCHELDEKREEFT VANDAAN?
Kreeften zijn in Europese wateren geen zeldzaamheid. Van de Zwarte Zee, tot aan de Lofoten in Noorwegen komen kreeften voor. Er is maar één voorwaarde die Homarus gammarus zoals de wetenschappelijke naam van de Europese zeekreeft luidt, aan zijn leefomgeving stelt: deze moet rotsachtig zijn. Gaten en spleten tussen de rotsen bieden het dier schuilplaatsen. In de Oosterschelde komt van nature geen rotskust voor; de bodem van de zeearm is grotendeels zandig en slikkig. Er werden pas 150 jaar geleden grote hoeveelheden stenen in de zeearm in de constructie van dijken gebruikt. 
Vissers kenden en kennen de Oosterschelde goed en zij waren dan ook verbaasd toen in 1883 een kreeft, de allereerste, gevangen werd. Later werden alle vangsten nauwkeurig bijgehouden door het Bestuur van de Visscherijen op de Zeeuwsche Stromen. Daaruit bleek onder andere dat de populatie kreeften bijvoorbeeld na strenge winters bijna verdween, om daarna weer langzaam op te krabbelen. De conclusie is onontkoombaar: de Oosterscheldekreeft, is een immigrant. Maar waar komt "onze" kreeft dan oorspronkelijk vandaan?
In de Gouden Eeuw was Zierikzee de plaats waar vanuit zo ongeveer alle Noorse kreeften naar de belangrijkste steden in Europa vervoerd werden. Het verhaal gaat dat in de 18e eeuw bij Zierikzee een schip met levende Noorse kreeften gezonken zou zijn. Deze dieren ontsnapten en dit zouden de voorouders van de Oosterscheldekreeft zijn. 
Dit is typisch een broodje-kreeft-verhaal, menen veel biologen dan ook.. Het klinkt leuk, zeiden ze, maar is ver verwijderd van de biologische werkelijkheid. Zij wijzen erop dat kreeften in hun vroegste jeugd, als ze uit het ei gekomen zijn, als larfje een poosje rondzwemmen. Pas na zo'n twee weken zakken ze naar de bodem, op de plaats waar de stroom ze heen heeft gevoerd.
In de Noordzee komen bij Noorwegen en Zweden rotsige bodems voor, net als in het Nauw van Calais tussen Frankrijk en Groot-Brittannië. Ook liggen er hier en daar scheepswrakken en stenen uit de IJstijd in de Noordzee; plaatsen waar kreeften leven. Dat kreeftenlarven door stromingen in Zeeuwse wateren kunnen belanden is dan ook heel waarschijnlijk.
De Oosterscheldekreeft is dus ongetwijfeld als larfje ooit vanuit de Noordzee naar binnen gespoeld en heeft zich daar, in de Oosterschelde, tamelijk maar niet volledig, geïsoleerd voortgeplant. Er is namelijk nauwelijks uitwisseling van water van de Oosterschelde met de Noordzee.
DNA onderzoek
Er was uiteindelijk Europees DNA-onderzoek voor nodig om wat helderheid over de Oosterscheldekreeft te verschaffen. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat de smakelijke geleedpotige uit de Oosterschelde herkenbaar afwijkend DNA heeft.
De geschiedenis van de Oosterscheldekreeft kan nu als volgt geschetst worden. Voor de afsluiting in 1868 van het Kreekrak tussen Zuid-Beveland en Brabant konden vanuit de Noordzee naar binnen gespoelde larfjes niet blijven leven, groeien en zich voortplanten omdat in de winter het zoutgehalte in de Oosterschelde sterk daalde. Het zoete water van de rivier de Schelde liep namelijk in de winter voor een groot deel door de Oosterschelde naar zee. Na de afsluiting gebeurde dit niet meer en kon het zoete water alleen nog maar via de Westerschelde naar zee. Zo begon de vanaf die tijd de opbouw van de kreeftenpopulatie in de Oosterschelde. Behalve tegen water met een verlaagd zoutgehalte, kunnen kreeften ook niet tegen water met een heel lage temperatuur. Als er eens een strenge winters was, de afgelopen anderhalve eeuw, werd de kreeftenbevolking dus gedecimeerd. Tijdens de aanleg van de Deltawerken gingen ook veel kreeften dood door de massa zoet water die vanuit de grote rivieren door de Oosterschelde naar de Noordzee stroomde. 
Dat proces, sterfte door lage temperaturen en lage zoutgehaltes zorgde ervoor dat steeds opnieuw de kreeftenpopulatie opgebouwd moest worden vanuit een paar hele sterke kreeften die alles overleefd hadden. Door deze sterke genetische selectie hebben er dus maar weinig kreeften bijgedragen aan het DNA van de huidige Oosterscheldekreeft. Kreeften elders in Europa hebben veel meer variatie in hun DNA. Er is dus een echt verschil en zo kreeg de Oosterschelde dus zijn eigen kreeft!
Drie methode van kreeftenvangst (de duurzame visserijmethode)
Op verschillende plaatsen in de Oosterschelde komt de kreeft voor; alleen daar waar een steenachtige bodem is. Daar zit de kreeft graag verscholen om van daaruit zijn prooi te bemachtigen. Is zijn terrein gevonden, dan is hij zelf een gewilde prooi van de kreeftenvisser.
Een manier is met korven deze korven zijn van kunststof buis en netwerk gemaakt en worden aan een lijn van ongeveer 25m om de 2m vastgemaakt en met een anker in de dijk vast gezet, voor zien van een blaas met het visnummer. De korven worden geaasd met visafval. Ze worden iedere dag gelicht en opnieuw geaasd.
De tweede manier is met staand wand of wargaren, dit net is ook van kunststof gemaakt (nylon of perlon). Het is ongeveer 80cm hoog en 100 meter lang, met een lood pees aan de onderzijde en drijvers aan de bovenzijde. Daartussen bevindt zich een fijn mazig net, hier in lopen de kreeften zich vast. Dit net wordt aan twee zijden vastgezet met ankers en voorzien van een joon en blaas met visnummer. Deze netten kunnen meerdere dagen blijven staan en worden met de hand of powerblok aan boord gehaald.
De derde manier is met schiet fuiken, deze fuiken zijn ongeveer 80cm hoog en voorzien van een schutwand van 5 meter lang en een normale fuik. Ze worden met 10 stuks aan elkaar vast gemaakt, verzwaard en voorzien van twee ankers met joon, blaas en visnummer. Deze fuiken kunnen ook meerdere dagen blijven staan en worden met de hand of rol binnen boord gehaald.


Foto: United Fish Auction

Noordzeekrab

Categorie:

Wild
Latijnse naam:
Cancer pagarus
Engelse naam:
Crab
Franse naam:
Tourteau

Algemeen

Deze Noordzee Krab heet in het Frans "Tourteauâ". Deze Krab komt voor in alle Europese wateren. Deze Krab heeft tien poten waarvan de twee voorste exemplaren dik zijn. Deze twee dikke voorpoten bezitten scharen.
De scharen van de Noordzee Krab bezit harde knobbels, dit om het kraken van zijn prooi, zoals schelpdieren te vergemakkelijken. De kop, ook wel de pantser van deze Krab kan 25 cm breed worden. Het pantser van de Noordzeekrab is hard, het is noodzakelijk dat de Krab regelmatig zijn jasje in ruilt voor een nieuwe, want het pantser groeit niet mee. Gedurende een paar dagen wordt het vel van de Krab weer hard en heeft de Krab weer een nieuw jasje. Grotere oudere exemplaren verschalen slechts eenmaal per jaar. Deze krab leeft op een diepte van 25-200 meter, en wordt meestal verhandeld als deze een gewicht van 1 kg heeft. De Noordzeekrab kan een gewicht van 6 kg behalen. De Noordzeekrab voedt zich met kleine schaal- en schelpdieren. Deze Krab treft men het meest aan op rotsachtige bodems. De Noordzee krab komt voor in de Noordzee de Atlantische Oceaan maar ook in mindere mate in de Middellandse Zee.

Seizoen

De Noordzee Krab is pas na 5 jaar geslachtsrijp en de paring vindt meestal plaats in de maanden oktober tot december. De vrouwelijke exemplaren dragen deze eieren onder aan het pantser tussen de poten gedurende 7 tot 9 maanden. In de zomermaanden komen de larven uit de eitjes. 

Duurzaam

Het gehele jaar wordt deze krab verhandeld. Er zijn zelfs vissers in Schotland die in de periode dat de Krab zich voortplant alleen de mannelijke exemplaren verhandelen. Dit is echter geen uitzondering want in sommige landen is het zelfs verplicht om de vrouwelijke exemplaren terug te zetten als deze met duizenden eitjes is voorzien. Wij adviseren om de Noordzee Krab tijdens de paaiperiode helemaal met rust te laten en dus ook niet te consumeren.

Gastronomie

De Noordzee Krab bezit niet zoveel vlees, het meeste vlees zit in de poten, maar is wel erg smaakvol.

Tip

De Noorzeekrab wordt meestal levend verhandeld, maar er zijn ook gekookte exemplaren te koop. Als men deze Krab gaat koken is het raadzaam om de Krab te omwikkelen met touw. Zo voorkomt men dat de Krab uiteen valt tijdens het koken.


Noordzeetong


Tong (Solea vulgaris) is een langwerpige platvis die voorkomt langst de Europese kust van de Noordzee tot in de Middellandse Zee en langs de kust in Noord Afrika.

De bovenkant van een tong is bruin met donkere vlekken en stipjes.

De onderkant is wit. Het is een vissoort die van warm water houdt en de tong in de zuidelijke Noordzee zit dan ook aan de noordgrens van zijn verspreidingsgebied.

In extreem strenge winters wil nog wel eens een deel van de tongstand doodvriezen. Het tongbestand in de Noordzee is het grootste in Europese wateren en levert de grootste vangst op.

De paaitijd in de Noordzee duurt van eind mei tot begin juli.

In tegenstelling tot schol paait tong vlak bij de opgroeigebieden van de jonge tongetjes langs de kust en in de Waddenzee.

De meeste tongen zijn na ongeveer 3 jaar volwassen.

Tong is een nachtdier dat bij de bodem zwemt en wormen eet. 


Zeeuwse paling


Waarom is juist die Zeeuwse Paling nu zo de moeite waard?

Ten eerste omdat het om een zoutwater paling gaat, en dat is qua smaakbeleving niet te vergelijken met gekweekte paling of zoetwater paling.
Verder is de Zeeuwse Paling vrij van het giftige dioxine.
De kans is aanwezig dat deze giftige stof wel in zoetwater paling uit de grote rivieren aangetroffen wordt.
Op paling wordt gevist in april/mei en in de periode augustus tot december.
Als het water onder de 10 graden Celcius komt, trekt de paling weg.
De grote schieralen verlaten het gebied helemaal om in de Sargassozee te paren.
De nakomelingen komen met de warme golfstroom mee en een deel daarvan komt op deze wijze weer in de Oosterschelde terug.
 
Een paling kan zowel in zout als in zoet water verblijven.
Deze paling gebruiken wij om te roken, om te bakken of stoven en voor het palingbrood.


Share by: